Vanaf 1 januari hoeven bijstandsgerechtigde ouders van wie het volwassen kind nog thuis woont, minder snel te vrezen voor korting op hun uitkering. Straks wordt het inkomen van inwonende kinderen vanaf 27 jaar meegeteld voor de berekening van de uitkering, in plaats van vanaf 21 jaar. Daardoor worden ouders die een uitkering ontvangen hier pas op gekort als hun kind vanaf diens 27e verjaardag nog thuis woont. De Eerste Kamer stemde dinsdag in met deze versoepeling van de zogenoemde kostendelersnorm.
De norm is linkse partijen al langer een doorn in het oog. Omdat er een groot tekort is aan beschikbare en betaalbare woningen, komen vooral jongeren uit armere gezinnen maar moeilijk aan een huis. Ze blijven dan noodgedwongen thuis wonen, maar dit heeft gevolgen voor hun ouders. Die krijgen een lagere uitkering omdat het inkomen van de jongere wordt meegeteld bij het inkomen van het huishouden. Dit verandert vanaf 1 januari. Het voornemen de kostendelersnorm te versoepelen stond al in het coalitieakkoord van dit kabinet.
Volgens minister Carola Schouten (Armoedebeleid) is de 21ste verjaardag van een kind voor veel bijstandsgezinnen nu een bron van stress. “Iets wat juist feestelijk moet zijn, dreigt extra problemen met zich mee te brengen, zoals financiële problemen of zelfs dakloosheid voor de jongere zelf.” De versoepeling neemt een deel van de problemen weg, aldus de bewindsvrouw.